Vrijdag, 6 december 2024
De Bonte Wever
Stadsbroek 17, Assen
De Bonte Wever
Stadsbroek 17, Assen
De noordelijke nefrologische centra bieden in de provincies Groningen, Drenthe en Friesland hoogwaardige zorg aan patiënten die een nierfunctievervangende behandeling nodig hebben. Er wordt binnen deze dialysecentra nauw samengewerkt tussen verschillende professionals, zoals verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, maatschappelijk werkers, diëtisten en nefrologen voor een optimale zorg.
Deze multidisciplinaire samenwerking heeft ertoe geleid dat wij op vrijdag, 6 december 2024 een multidisciplinair Dialyse Symposium voor al deze professionals organiseren. Tijdens het symposium zullen de verschillende aspecten van dialysezorg voor de dialysepatiënt aan de orde komen.
Is verkregen voor internisten, verpleegkundig specialisten, verpleegkundigen, medisch maatschappelijk werk en dietisten.
Deelname aan dit symposium kost 50 euro per persoon, inclusief koffie/thee en lunch.
Via onderstaande groene knop
Wij hopen u weer te mogen ontvangen op vrijdag 6 december 2024 te Assen!
Met vriendelijke groet,
dr. Akin Özyilmaz
internist-nefroloog en hoofd niertransplantatie UMC Groningen
08.30 - 09.15 u: ONTVANGST & REGISTRATIE
09.15 - 09.20 u: Opening dagvoorzitters: dr. Michiel de Boer & dr. Akin Özyilmaz
Voorzitter: drs. Laila Niamut
09.20 - 09.40 u: Doelgerichte PD, een gepersonaliseerde behandeling – dr. Elmer van Eeghen
09.45 - 10.05 u: Patiënt centraal, percutane PD katheters – drs. Marga Eshuis
10.10 - 10.30 u: Peritoneale dialyse gerelateerde infecties: wat is nieuw? – dr. Alferso Abrahams
10.30 - 10.35 u: Supersprookje: een prentenboek over transplantatie - mevr. Esther Scheide
10.40 - 11.20 u: KOFFIEPAUZE
Voorzitter: drs. Riko Nap
11.25 – 11.45 u: OASIS Zorgevaluatie: wat is de beste vaattoegang voor oudere dialysepatienten? – dr. Maarten Snoeijs
11.50 - 12.10 u: Shuntmonitoring – dhr. Cor de Bruin
12.15 - 12.35 u: Is de endovasculaire benadering van een geoccludeerde shunt een goed idee? – dr. Wim Drouven
Voorzitter: mevr. Christa Nagel
11.25 - 11.45 u: De echo in de waterput - volume monitoring bij dialyse – drs. Margriet Hazenberg
11.50 - 12.10 u: Spiermassa en - kwaliteit bepalen met echografie: een kijkje in de spier! – dr. Wesley Visser
12.15 - 12.35 u: Spierbehoud gedurende hemodialyse – dr. Floris Hendriks
12.45 - 14.00 u: NETWERKLUNCH
Voorzitter: mevr. Janet ten Kate
14.05 - 14.25 u: Bespreken van wel/niet starten en stoppen van dialyse – dr. Marlise van Eersel
14.30 - 14.50 u: Seksualiteit bij patiënten met chronische nierziekte – dr. Esther Nijhuis
14.55 – 15.15 u: Ethische dilemma's rondom transplantatie – dr. Marion Siebelink
Voorzitter: prof. dr. Coen Stegeman
14.05 - 14.25 u: Management van fractuurrisico na niertransplantatie: breek het nihilisme! – prof.dr. Marc Vervloet
14.30 - 14.50 u: Antistolling bij nierfalen en dialyse: alle patiënten met atriumfibrilleren aan de DOAC? – dr. Andrea Kramer
14.55 - 15.15 u: Toepassing van nieuwe dure geneesmiddelen zoals difelikefalin binnen de nefrologie – dr. Henk van Hamersvelt
15.25 - 15.50 u: THEEPAUZE
Voorzitter: dr. Anoek de Joode
15.55 - 16.15 u: De meerwaarde van het psychosociaal screenen voor transplantatie – dhr. Gerben van den Bosch
16.20 - 16.40 u: Tot nier en niet verder – mevr. Jacintha van der Laan & mevr. Astrid de Boer
16.45 - 17.05 u: Kunnen wij de keuze voor nierfunctievervanging met uitkomstdata ondersteunen? – prof. dr. Stefan Berger
17.10 - 17.15 u Renal Impact Award
17.15 - 17.30 u: Symposium Quiz: mevr. Myra Groen
17.30 - 17.40 u: Afsluiting dagvoorzitters: dr. Michiel de Boer & dr. Akin Özyilmaz
17.40 - 18.15 u: BORREL
Dr. Michiel de Boer, internist-nefroloog Medisch Leeuwarden
Dr. Akin Özyilmaz, internist-nefroloog en hoofd niertransplantatie UMC Groningen
Drs. Laila Niamut, internist-nefroloog Martini ZIekenhuis
Drs. Riko Nap, internist-nefroloog Treant Ziekenhuis
Mevr. Christa Nagel, diëtist Dialyse Centrum Groningen
Mevr. Janet ten Kate, hoofdverpleegkundige dialyseafdeling UMC Groningen
Prof. dr. Coen Stegeman, internist-nefroloog en hoogleraar interne geneeskunde/nefrologie
Dr. Anoek de Joode, internist-nefroloog UMC Groningen
Dr. Elmer van Eeghen, internist-nefroloog Medisch Centrum Leeuwarden
Drs. Marga Eshuis, internist-nefroloog Bravis Ziekenhuis
Dr. Alferso Abrahams, internist-nefroloog UMC Utrecht
Mevr.. Esther Scheide - vormgever en auteur prentenboek 'Supersprookje'
Dr. Maarten Snoeijs, vaatchirurg Maastricht UMC
Dhr. Cor de Bruin, coördinator dialysetoegang UMC Groningen
Drs. Margriet Hazenberg, internist-nefroloog Dialyse Centrum Groningen en UMC Groningen
Dr. Wesley Visser, diëtist Erasmus MC
Dr. Floris Hendriks, sportarts i.o. Maastricht UMC
Dr. Marlise van Eersel, internist-ouderengeneeskunde UMC Groningen
Dr. Esther Nijhuis, gynaecoloog-seksuoloog Nij Smellinghe Drachten en Praktijk voor Seksuologie
Dr. Marion Siebelink, manager Groningen Transplantatie Centrum en medisch ethicus
Prof. dr. Marc Vervloet, internist-nefroloog en hoofd afdeling Nierziekten Radboud UMC
Dr. Andrea Kramer, internist-nefroloog Martini Ziekenhuis
Dr. Henk van Hamersvelt, internist-nefroloog Radboud UMC
Dhr. Gerben van den Bosch, medisch maatschappelijk werker Radboud UMC
Mevr. Jacintha van der Laan, coördinator levende nierdonatie UMC Groningen
Mevr. Astrid de Boer, coördinator levende nierdonatie UMC Groningen
Prof.dr. Stefan Berger, internist-nefroloog en afdelingshoofd Interne Geneeskunde UMC Groningen
Kosten: 50 euro per persoon inclusief koffie, thee, fris, lekkernij en goede lunch (exclusief servicekosten).
Met trots presenteren wij onze gewaardeerde sponsors, die ons symposium mogelijk maken. Dankzij hun genereuze steun kunnen we een inspirerende en educatieve ervaring bieden aan al onze deelnemers. Wij zijn dankbaar voor hun bijdrage en enthousiasme voor ons evenement. Samen streven we naar het delen van kennis, het stimuleren van discussies en het bevorderen van vooruitgang. Bedankt aan al onze sponsors voor hun waardevolle steun en partnerschap!
09.20 - 09.40 u: Doelgerichte PD, een gepersonaliseerde behandeling – dr. Elmer van Eeghen
09.45 - 10.05 u: Patiënt centraal, percutane PD katheters – drs. Marga Eshuis
10.10 - 10.30 u: Peritoneale dialyse gerelateerde infecties: wat is nieuw? – dr. Alferso Abrahams
10.30 - 10.35 u: Supersprookje: een prentenboek over transplantatie - mevr. Esther Scheide
dr. Elmer van Eeghen
De presentatie bespreekt de nieuwe richtlijnen voor dialysebehandeling, met een nadruk op de belangrijkheid van restnierfunctie behoud en de beperkte waarde van KTG (Kreatinine klaring) als primaire richtlijn.
Kernpunten:
Gedeelde besluitvorming: De patiënt moet centraal staan in het beslissingsproces, met focus op kwaliteit van leven.
Restnierfunctie: Behoud van restnierfunctie is cruciaal voor overleving en vermindert complicaties zoals hypertensie, volume overload en cardiovasculaire ziekte.
KTG: De waarde van KTG als primaire richtlijn voor dialyse-intensiteit wordt betwist.
KTG is een maat voor ureumklaring, terwijl andere uremische toxines anders worden geklaard.
KTG formuleert een schatting van totaal lichaamswater, wat een grote foutmarge heeft.
Studies tonen geen duidelijk verband tussen KTG en overleving, behalve voor patiënten met een KTG onder de 1.5.
Incrementele dialyse: Een aanpak waarbij de dialyse-intensiteit wordt aangepast aan de resterende nierfunctie, kan voordelen bieden voor patiënten en het zorgsysteem.
Minder arbeidsintensief voor patiënten.
Minder vloeistofgebruik.
Mogelijk betere nierfunctiebehoud.
Aanbevelingen:
Focus op restnierfunctie behoud.
Evalueer KTG alleen bij patiënten met klachten of een KTG onder 1.5.
Overweeg incrementele dialyse bij patiënten met restnierfunctie.
Vragen:
De presentatie beantwoordt niet de vragen van de deelnemer over de rol van KTG bij PD.
De presentatie benoemt de beperkingen van KTG, maar geeft geen concrete alternatieven voor monitoring.
De presentatie benadrukt de voordelen van incrementele dialyse, maar bespreekt niet de potentiële risico's of de vereisten voor een succesvolle implementatie.
Conclusie:
De presentatie biedt een goed overzicht van de belangrijke veranderingen in de dialyse-richtlijnen. De focus op restnierfunctiebehoud en de kritische blik op KTG vormen een waardevolle bijdrage aan het debat over optimale dialysetherapie. De presentatie kan echter worden versterkt door een dieper inzicht in de implicaties van deze aanbevelingen voor de praktijk en door een meer uitgebreide bespreking van de rol van KTG bij peritoneale dialyse.
drs. Marga Eshuis
Deze tekst presenteert een academische analyse van de percutane inbreng van peritoneale dialysekatheters (PDK) als alternatief voor de traditionele laparoscopische methode. De auteur, een wetenschapper die een prijs heeft gewonnen voor zijn werk, beargumenteert de voordelen van deze techniek.
Belangrijkste argumenten:
Verbeterde toegang tot PD: De percutane methode is minder invasief, vereist geen operatiekamer en kan onder lokale anesthesie worden uitgevoerd. Dit maakt het mogelijk om een breder scala aan patiënten, waaronder patiënten met hartfalen, voor PD in aanmerking te laten komen.
Veiligheid en effectiviteit: De studie heeft aangetoond dat de percutane techniek veilig en effectief is, met een succespercentage van meer dan 80% op 12 maanden. Complicaties, zoals perforaties, bloedingen en infecties, bleken zeldzaam te zijn.
Kostenbesparing: De percutane techniek kan worden uitgevoerd in verschillende settingen, zoals IC en interventiekamers, wat de kosten van de procedure verlaagt.
Verhoogde kennisdeling: De auteur heeft een trainingsprogramma ontwikkeld met video-instructies en de mogelijkheid tot samenwerking tussen centra om de kennis en vaardigheden met betrekking tot de percutane techniek te verbeteren.
Uitdagingen en toekomstige stappen:
Verdere onderzoek: Er is meer onderzoek nodig om de lange termijn effectiviteit en veiligheid van de percutane techniek te evalueren en om de optimale indicaties voor de procedure te bepalen.
Overwinnen van weerstand: De auteur erkent dat er nog steeds weerstand is tegen de percutane techniek binnen de medische gemeenschap. Het doel is om deze weerstand te overwinnen door middel van opleiding en kennisdeling.
Uitbreiding van het trainingsprogramma: Het trainingsprogramma zal worden uitgebreid om meer centra te betrekken en om de kennisdeling te bevorderen.
Conclusie:
De percutane inbreng van PDK is een veelbelovende techniek die de toegang tot PD kan verbeteren, veiliger en efficiënter is en potentiële kostenbesparingen biedt. Door middel van verder onderzoek, opleiding en samenwerking kan deze techniek een belangrijke rol spelen in de toekomst van PD.
dr. Alferso Abrahams
Inleiding:
De spreker benadrukt het belang van het voorkomen van peritoneale dialyse (PD)-gerelateerde infecties vanwege hun impact op morbiditeit, ziekenhuisopnames, overgang naar hemodialyse en zelfs overlijden. De nieuwe richtlijn (conceptversie) voor PD-gerelateerde infecties, ontwikkeld door een multidisciplinaire werkgroep, beoogt deze infecties te verminderen.
Belangrijkste onderwerpen:
Training: De richtlijn benadrukt de noodzaak van training voor patiënten en mantelzorgers, zowel voor plaatsing als nadien, en raadt hertraining aan bij bepaalde situaties (ziekenhuisopname, peritonitis, katheterinfectie, veranderde vaardigheid, leverancierswijziging, connectiemethode, omgevingsverandering).
Huisdieren: De richtlijn adviseert om huisdieren toe te laten in de ruimte waar PD-wisselingen plaatsvinden, maar niet in de ruimte waar materiaal wordt opgeslagen. Extra aandacht voor handhygiëne rondom contact met huisdieren wordt benadrukt, en hertraining wordt aanbevolen bij peritonitis veroorzaakt door huisdieren.
Antibioticaprofylaxe: De richtlijn adviseert antibioticaprofylaxe rondom PD-katheterplaatsing en revisie, bij accidentele disconnectie (vooral bij "natte contaminatie"), en voorafgaand aan invasieve procedures.
Antivirale therapie: De richtlijn adviseert nistatina bij PD-patiënten die langer dan een week antibiotica krijgen, gebaseerd op studies die een positief effect van antivirale profylaxe aantonen.
Hypokaliemie: De richtlijn benadrukt de associatie van hypokaliemie met peritonitis en het belang van proactieve kaliumsuppletie om het risico te verminderen.
Vancomycine dosering: De richtlijn adviseert een hogere dosering van vancomycine bij PD-patiënten, gebaseerd op een nieuwe farmacokinetische studie die suboptimale spiegels bij de oude dosering aantoonde.
Conclusie:
De nieuwe richtlijn biedt belangrijke inzichten en aanbevelingen om PD-gerelateerde infecties te voorkomen en te behandelen. De spreker benadrukt de noodzaak om deze richtlijn te implementeren in de klinische praktijk.
Opmerkingen:
De presentatie is geschreven in een academische stijl, met gebruikmaking van relevante medische termen en studies.
De spreker hanteert een informele toon, wat de presentatie toegankelijk maakt voor het publiek.
Er wordt gebruik gemaakt van voorbeelden en anekdotes om de informatie te illustreren.
De presentatie bevat een duidelijke oproep tot actie, met een focus op het implementeren van de nieuwe richtlijn.
Toevoeging:
De spreker suggereert een nieuw initiatief, samen met de diëtist, om peritonitis bij PD-patiënten met hypokaliemie te voorkomen, waarover hij in de toekomst meer wil delen.
11.25 – 11.45 u: OASIS Zorgevaluatie: wat is de beste vaattoegang voor oudere dialysepatienten? – dr. Maarten Snoeijs
11.50 - 12.10 u: Shuntmonitoring – dhr. Cor de Bruin
12.15 - 12.35 u: Is de endovasculaire benadering van een geoccludeerde shunt een goed idee? – dr. Wim Drouven
dr. Maarten Snoeijs
Inleiding:
De keuze voor de optimale vaattoegang bij hemodialysepatiënten, met name ouderen, is een complex vraagstuk. Hoewel verschillende soorten vaattoegangen (fistels, grafts en katheters) beschikbaar zijn, is de beste keuze voor kwetsbare ouderen met een beperkte levensverwachting onbekend. Het OASIS-onderzoek (Optimizing Access Surgery in Senior Hemodialysis Patients) is opgezet om deze vraag te beantwoorden via een gerandomiseerde gecontroleerde studie.
Achtergrond:
Traditioneel wordt de arterioveneuze fistel gezien als de ideale vaattoegang vanwege de lange termijn voordelen, waaronder minder complicaties. Echter, bij oudere patiënten kan de maturatietijd van de fistel een probleem vormen, waardoor ze langer afhankelijk zijn van een katheter. Katheters bieden de voordelen van onmiddellijke toegang, maar worden geassocieerd met een verhoogd risico op infecties en mortaliteit, vooral in observationele studies.
OASIS-onderzoek:
Het OASIS-onderzoek streeft naar het vergelijken van de effectiviteit van fistels, grafts en katheters bij oudere hemodialysepatiënten. De primaire uitkomstmaat is het aantal benodigde interventies aan de vaattoegang. Secundaire uitkomstmaten omvatten patiëntgerapporteerde uitkomsten (PROMs), kosten en kwaliteit van leven.
Methodologie:
Inclusiecriteria: Patiënten ouder dan 70 jaar met een beperkte levensverwachting, gebaseerd op een scoresysteem, en geschikte bloedvaten voor vaattoegang.
Randomisatie: Patiënten worden gerandomiseerd naar één van de drie vaattoegangstypen: fistel, graft of katheter.
Follow-up: Patiënten worden gedurende een periode van 3 jaar gevolgd om de uitkomstmaten te meten.
Vooruitgang:
Het OASIS-onderzoek heeft inmiddels 158 patiënten geïncludeerd en verwacht binnenkort de inclusie te voltooien. De resultaten worden medio 2026 verwacht.
Vergelijkbare Onderzoeken:
Wereldwijd worden meerdere gerandomiseerde onderzoeken uitgevoerd om de optimale vaattoegang bij oudere hemodialysepatiënten te bepalen. Het OASIS-onderzoek is met 158 patiënten de grootste studie in zijn soort.
Conclusie:
Het OASIS-onderzoek zal belangrijke inzichten opleveren in de beste keuze voor vaattoegang bij oudere hemodialysepatiënten. De resultaten zullen hopelijk leiden tot betere richtlijnen en betere zorg voor deze kwetsbare groep patiënten.
Aanbeveling:
De OASIS-studie is een belangrijk initiatief dat bijdraagt aan de verbetering van de zorg voor oudere hemodialysepatiënten. De resultaten van het onderzoek zullen de huidige richtlijnen informeren en het keuzeproces voor vaattoegang bij deze patiënten optimaliseren.
dhr. Cor de Bruin
De presentatie beoogt een overzicht te geven van de essentiële aspecten van shunt monitoring, met name gericht op het lichamelijk onderzoek van de shunt.
Belangrijkste aandachtspunten:
De rol van lichamelijk onderzoek: De presentatie benadrukt dat lichamelijk onderzoek een cruciale rol speelt in het tijdig detecteren van afwijkingen en disfuncties in de shunt. Dit onderzoek kan helpen om ernstige complicaties te voorkomen en de kwaliteit van leven van de patiënt te verbeteren.
Essentiële gegevens: De presentatie beschrijft de essentiële gegevens die nodig zijn voor een effectief lichamelijk onderzoek. Deze omvatten:
Shunt type en locatie: Dit bepaalt welke onderzoeken relevant zijn.
Recente duplex en verslag: Dit verschaft informatie over de diameter en stroom in de shunt.
Radiologische en chirurgische interventies: Dit kan inzicht geven in eerdere problemen met de shunt.
Infow/ outflow problemen: Dit helpt bij het identificeren van mogelijke problemen met de aanvoer of afvoer van bloed.
Lichamelijk onderzoek technieken: De presentatie bespreekt verschillende lichamelijke onderzoek technieken, waaronder:
Oude occlusietest: Dit test de aanvoer naar de shunt.
Elevation test: Dit test de afvoer van de shunt.
Luisteren met de stethoscoop: Dit kan helpen om problemen met de bloedstroom te identificeren.
Echografie: Dit geeft een gedetailleerd beeld van de shunt en de omliggende structuren.
Infow en outflow problemen: De presentatie beschrijft hoe deze problemen zich manifesteren bij lichamelijk onderzoek en de bijbehorende symptomen.
Infectie: De presentatie benadrukt het belang van het identificeren van infecties en bespreekt de symptomen en behandeling.
Stenose: De presentatie bespreekt de rol van stenose in shunt disfunctie en de mogelijke behandelingsopties.
Aneurysma: De presentatie beschrijft de complicaties die kunnen ontstaan door aneurysma's en de noodzaak van adequate behandeling.
Aanbevelingen: De presentatie eindigt met aanbevelingen om de shunt monitoring te verbeteren, waaronder:
Voorbereiding: Zorgvuldig de benodigde gegevens verzamelen en bestuderen.
Periodieke evaluatie: Regelmatig lichamelijk onderzoek uitvoeren.
Registratie: Duidelijk alle bevindingen documenteren.
Overleg: Bij afwijkende bevindingen contact opnemen met een nefroloog.
Protocol: Zorg voor een actueel en effectief protocol voor shunt monitoring.
Conclusie:
De presentatie beoogt de dialyseverpleegkundige te informeren over de essentiële aspecten van shunt monitoring en de rol van het lichamelijk onderzoek in het tijdig detecteren en behandelen van shunt problemen. Door de aanbevelingen op te volgen, kan de dialyseverpleegkundige een belangrijke bijdrage leveren aan de optimale zorg voor patiënten met een shunt.
dr. Wim Drouven
Deze presentatie bespreekt de prevalentie, oorzaken en behandelingen van vasculaire toegangsproblemen bij dialysepatiënten. De spreker, werkzaam in het UMCG, benadrukt de complexiteit van de problematiek en de noodzaak van een multidisciplinaire aanpak.
Prevalentie en oorzaken:
De spreker geeft aan dat er gemiddeld 1,6 interventies per jaar nodig zijn voor fistels en 3,3 interventies per jaar voor grafts om de vasculaire toegang draaiende te houden.
De precieze aantallen interventies variëren, waarbij tot 50% van de fistels per jaar extra interventies behoeft.
De spreker gebruikt de metafoor van een auto om te illustreren hoe vaak vasculaire toegangsproblemen zich voordoen. Net als bij een auto die naar de garage moet, is het bij dialysepatiënten belangrijk om de oorzaak van de problemen te achterhalen en te behandelen.
De onderliggende oorzaken voor vasculaire toegangsproblemen zijn divers en omvatten:
Stenose (vernauwing)
Problemen met de afdekplaat
Onvoldoende aanbod van bloed naar de toegang
Vernauwing in de toevoer
Problemen met de functie van de toegang
Eerdere chirurgische ingrepen
Behandelingen:
Een breed scala aan behandelingen is beschikbaar, van operatieve ingrepen tot minimaal invasieve procedures.
De spreker bespreekt diverse technieken, waaronder:
Roterex-systeem
Trombolyse
PTA (ballondilatatie)
Farmacologische behandeling (medicatie)
Catheter-systemen
Uitkomsten en discussie:
De spreker presenteert resultaten uit studies die de effectiviteit van verschillende behandelingen onderzoeken.
Er wordt geconstateerd dat het niet altijd duidelijk is welke behandeling de beste keuze is, aangezien er onvoldoende bewijs is om een specifieke behandeling aan te bevelen.
Er is een discussie over de complexiteit van de besluitvorming rondom de keuze van de juiste behandeling en de noodzaak van een geïndividualiseerde aanpak, afhankelijk van de specifieke situatie van de patiënt.
Conclusie:
Vasculaire toegangsproblemen vormen een belangrijke uitdaging voor de dialyse-zorg.
De spreker benadrukt de noodzaak van een multidisciplinaire aanpak, waarbij de oorzaak van de problemen wordt onderzocht en behandeld, en waarbij de juiste behandeling wordt gekozen, rekening houdend met de individuele behoeften van de patiënt.
Er is voortdurende behoefte aan onderzoek om de effectiviteit van verschillende behandelingen te optimaliseren.
Vragen voor verdere discussie:
Hoe kunnen we de prevalentie van vasculaire toegangsproblemen verminderen?
Welke rol speelt de preventie van stenose in het voorkomen van toegangsproblemen?
Zijn er betere manieren om de optimale behandeling voor een patiënt met vasculaire toegangsproblemen te bepalen?
Wat zijn de ethische implicaties van het gebruik van verschillende behandelingen, zoals trombolyse of chirurgische ingrepen?
De presentatie biedt een grondige analyse van de complexiteit van vasculaire toegangsproblemen in de dialyse. De spreker benadrukt de noodzaak van een systematische benadering om de kwaliteit van zorg voor dialysepatiënten te verbeteren.
11.25 - 11.45 u: De echo in de waterput - volume monitoring bij dialyse – drs. Margriet Hazenberg
11.50 - 12.10 u: Spiermassa en - kwaliteit bepalen met echografie: een kijkje in de spier! – dr. Wesley Visser
12.15 - 12.35 u: Spierbehoud gedurende hemodialyse – dr. Floris Hendriks
drs. Margriet Hazenberg
Deze tekst bespreekt de uitdagingen rondom het beoordelen van de vochthuishouding bij dialysepatiënten, met name het detecteren van overvulling. Hoewel de traditionele methoden zoals lichamelijk onderzoek en bio-impedantiemeting waardevol zijn, blijken ze beperkt in hun nauwkeurigheid. De tekst benadrukt het toenemende belang van echografie, met name van de vena cava inferior (VCI) en de longen, als een hulpmiddel voor het objectief beoordelen van overvulling.
Belangrijkste punten:
Overvulling is een ernstig probleem bij dialysepatiënten, met risico's op hartfalen, plotse hartdood en verminderde kwaliteit van leven.
Traditionele methoden voor het beoordelen van overvulling zijn onvoldoende nauwkeurig, wat leidt tot onder- of overschatting van het probleem.
Echografie, met name van de VCI en de longen, biedt een objectieve en waardevolle aanvulling op de klinische beoordeling. De VCI-echo beoordeelt de mate van collaps tijdens inspiratie, terwijl de longecho de aanwezigheid van pleuravocht en bayliner (een indicatie voor interstitieel oedeem) detecteert.
Verschillende studies tonen aan dat echografie, vooral de longecho, betrouwbaar overvulling kan detecteren en kan helpen bij het vaststellen van een adequaat streefgewicht tijdens dialyse. Dit kan leiden tot een afname van dialyse-hypotensie en een verbetering van de overleving.
Echografie is relatief makkelijk te leren en uit te voeren, waardoor het een toegankelijk hulpmiddel is voor dialysecentra.
Echografie is niet de gouden standaard, maar dient als een aanvulling op klinische beoordeling om tot een optimale vochthuishouding te komen.
De tekst bespreekt ook de beperkingen van echografie:
De VCI-diameter kan beïnvloed worden door andere factoren dan alleen overvulling, zoals rechtszijdig hartfalen.
De interpretatie van de echobeelden kan subjectief zijn en kan variëren tussen verschillende beoordelaars.
De echo geeft slechts een momentopname van de vullingstoestand, terwijl de vullingstoestand dynamisch is en kan veranderen na dialyse.
Conclusie:
Echografie, met name van de VCI en de longen, is een waardevol hulpmiddel in de beoordeling van overvulling bij dialysepatiënten. Het combineert objectieve data met klinische beoordeling en kan leiden tot een betere behandeling en verbeterde patiëntresultaten. Toekomstig onderzoek zal zich richten op het optimaliseren van de interpretatie en implementatie van echografie in de dagelijkse praktijk.
dr. Wesley Visser
Inleiding:
De presentatie benadrukt het belang van spiermassa en spierkwaliteit voor dialysepatiënten.
De focus ligt op het inzicht in de rol van spiermassa in de voedingstoestand van de patiënt en de impact op hun algehele conditie.
Er wordt aandacht besteed aan de obesitas paradox op de dialyse en hoe spiermassa een cruciale rol speelt.
Probleemstelling:
Dialysepatiënten hebben een negatieve eiwitbalans, wat resulteert in spiermassa verlies.
Dit leidt tot verminderde spierkracht, laag fysiek functioneren, lagere kwaliteit van leven en een verhoogd risico op ziekenhuisopname en overlijden.
De presentatie onderstreept de noodzaak om niet alleen naar lichaamsgewicht te kijken, maar ook naar de lichaamssamenstelling, met name spiermassa en vetmassa.
Oplossing:
De presentatie beargumenteert het gebruik van echografie als een waardevol hulpmiddel voor het beoordelen van spiermassa en spierkwaliteit bij dialysepatiënten.
Echografie is een niet-invasieve, veilige en relatief goedkope methode, die gemakkelijk toe te passen is op de dialyse.
De presentatie bespreekt de validiteit van echografie in vergelijking met andere methoden zoals bio-impedantie en CT-scan.
Resultaten:
Echografie is een valide en betrouwbare methode voor het bepalen van spierdikte, en het is in staat om kleine veranderingen in spiermassa te detecteren.
Echografie is mogelijk een nuttig hulpmiddel voor het beoordelen van spierkwaliteit, maar er is meer onderzoek nodig om deze claim te ondersteunen.
Er is een noodzaak om gestandaardiseerde protocollen te ontwikkelen voor het uitvoeren van echografie in de praktijk.
Conclusie:
De presentatie benadrukt het belang van het meten van spiermassa en spierkwaliteit bij dialysepatiënten.
Echografie is een veelbelovende methode voor het beoordelen van spiermassa, maar verder onderzoek is nodig om de rol van deze techniek in het beoordelen van spierkwaliteit te bepalen.
Aanbevelingen:
De presentatie adviseert dialysecentra om echografie als standaardonderzoek in te zetten voor het beoordelen van spiermassa.
Er moet meer onderzoek worden gedaan naar de rol van echografie bij het beoordelen van spierkwaliteit.
De ontwikkeling van gestandaardiseerde protocollen voor het uitvoeren van echografie is cruciaal voor de implementatie van deze techniek in de klinische praktijk.
dr. Floris Hendriks
Deze tekst bespreekt de relevantie van beweging en voeding voor patiënten met nierfalen, met name tijdens hemodialyse. De auteur benadrukt dat deze patiënten door de dialyse aanzienlijke hoeveelheden aminozuren verliezen, wat leidt tot spierafbraak en een verminderd fysiek functioneren.
Belangrijkste punten:
Aminozurenverlies tijdens hemodialyse: Hemodialyse verwijdert afvalstoffen uit het bloed, maar helaas ook essentiële voedingsstoffen zoals aminozuren, die noodzakelijk zijn voor spiergroei en -herstel.
Gevolgen van aminozurenverlies: Dit verlies leidt tot spierafbraak, verminderde spierkracht en een versneld verlies van fysiek functioneren bij dialysepatiënten.
De rol van eiwitinname: Het innemen van eiwit tijdens hemodialyse kan de aminozurenverlies compenseren en spierverlies verminderen. De auteur adviseert een inname van 20-30 gram eiwit tijdens de behandeling.
Beweging tijdens hemodialyse: Bewegen tijdens hemodialyse kan de doorbloeding verbeteren en mogelijk de efficiëntie van de dialyse verhogen. Hoewel studies aantonen dat beweging gunstig kan zijn, is de praktische implementatie ervan vaak een uitdaging.
Het belang van een actieve leefstijl: De auteur benadrukt dat actief blijven buiten de dialysebehandeling cruciaal is. Een inactieve leefstijl versterkt de negatieve effecten van nierfalen en verergert spierverlies.
Verantwoordelijkheid van zorgverleners: Zorgverleners hebben een verantwoordelijkheid om patiënten te motiveren en te ondersteunen bij het creëren van een actieve leefstijl.
Individuele aanpak: Een individueel trainingsprogramma, afgestemd op de behoeften en mogelijkheden van de patiënt, is essentieel voor succes.
Conclusie:
Bewegen en een adequate eiwitinname zijn van cruciaal belang voor het behoud van spiermassa en fysiek functioneren bij dialysepatiënten. Een geïntegreerde benadering, die rekening houdt met de totale leefstijl van de patiënt, is noodzakelijk om het verlies van spiermassa te minimaliseren en de kwaliteit van leven te verbeteren.
14.05 - 14.25 u: Bespreken van wel/niet starten en stoppen van dialyse – dr. Marlise van Eersel
14.30 - 14.50 u: Seksualiteit bij patiënten met chronische nierziekte – dr. Esther Nijhuis
14.55 – 15.15 u: Ethische dilemma's rondom transplantatie – dr. Marion Siebelink
dr. Marlise van Eersel
De tekst bespreekt de uitdagingen van het bepalen of een oudere patiënt met nierfalen geschikt is voor nierfunctievervangende therapie. De spreker benadrukt dat er geen eenduidig protocol of richtlijn bestaat, omdat elke patiënt uniek is en een eigen communicatiestijl en manier van leven heeft.
De belangrijkste punten zijn:
Veroudering is een complex proces: Naarmate mensen ouder worden, vermindert hun fysiologische reservecapaciteit, inclusief nierfunctie, hersenfunctie en cognitieve vaardigheden. De mate van veroudering is echter niet voor iedereen gelijk.
Multimorbiditeit: Oudere patiënten hebben vaak meerdere ziektes tegelijk, die elkaar kunnen beïnvloeden. Dit leidt tot kwetsbaarheid, waardoor ze vatbaarder zijn voor complicaties.
Effect van nierfunctievervangende therapie: Hoewel nierfunctievervangende therapie levensverlengend kan zijn, heeft het ook nadelen, waaronder een hoge mortaliteit en functionele achteruitgang bij oudere patiënten.
Persoonlijke omstandigheden: Naast de medische aspecten, moeten ook de sociale, cognitieve, psychologische en fysieke omstandigheden van de patiënt worden meegenomen.
Het belang van een gesprek: Het gesprek met de patiënt is cruciaal om te begrijpen wat hun wensen en doelen zijn. Dit gesprek moet gericht zijn op het samen beslissen van een passend behandelplan.
Voorbeeld van een complexe casus: De spreker beschrijft een casus van een 82-jarige vrouw met nierfalen, die een dialysebehandeling weigerde. De spreker benadrukt dat het van belang is om dieper in te gaan op de cognitieve en functionele status van de patiënt, om te beoordelen of hun wensen en keuzes overeenkomen met hun cognitieve capaciteit.
De conclusie:
Het bepalen van de geschiktheid voor nierfunctievervangende therapie bij oudere patiënten met nierfalen is een complex proces dat vraagt om een geïndividualiseerde benadering. Het gesprek met de patiënt is daarbij van cruciaal belang om te begrijpen wat hun wensen en doelen zijn en om samen tot een weloverwogen beslissing te komen.
Mogelijke academische relevantie:
De tekst benadrukt de relevantie van een multidisciplinaire aanpak in de zorg voor oudere patiënten met nierfalen. De tekst kan een basis vormen voor verder onderzoek naar:
De ontwikkeling van richtlijnen en protocollen voor het beoordelen van de geschiktheid van nierfunctievervangende therapie bij oudere patiënten.
De ontwikkeling van instrumenten voor het meten van kwetsbaarheid bij oudere patiënten met nierfalen.
Het verbeteren van de communicatie tussen artsen, verpleegkundigen en patiënten over de verschillende behandelmogelijkheden voor nierfalen.
dr. Esther Nijhuis
Helaas technisch niet geluk
dr. Marion Siebelink
De tekst presenteert een academische discussie over ethische dilemma's in de gezondheidszorg. De spreker beoogt een kader te scheppen voor ethisch redeneren en benadrukt het belang van open communicatie en multidisciplinaire samenwerking.
Kernpunten:
Definitie van ethiek: Ethiek wordt gedefinieerd als reflectie op morele principes en waarden, die richting geven aan ons handelen. Het is niet een kwestie van persoonlijke voorkeur, maar een proces van argumentatie en discussie.
Ethische dilemma's in de praktijk: De spreker belicht diverse ethische dilemma's die in de praktijk spelen, zoals:
Het onbespreekbare bespreekbaar maken: Hoe kunnen we gevoelige onderwerpen zoals seksualiteit in de spreekkamer bespreekbaar maken?
Schaarste in de zorg: Hoe maken we keuzes bij schaarste, bijvoorbeeld bij toewijzing van IC-bedden?
Levende donatie: Hoe ga je om met de vraag naar potentiële levende donoren in het gezin van een patiënt?
Transplantatie: Is transplantatie altijd ethisch verantwoord? Moeten we patiënten kunnen afwijzen op basis van psycho-sociale aspecten?
Ethisch redeneren:
Etos: De spreker benadrukt het belang van je eigen Etos (achtergrond, ervaringen, waarden) en het bewustzijn van de rol die het speelt in ethische besluitvorming.
Ethische theorieën: Er worden verschillende ethische theorieën besproken, zoals deontologische ethiek, consequentialistische ethiek, medische ethiek en zorgethiek.
Vier principes van biomedische ethiek: De spreker noemt de vier principes van biomedische ethiek: respect voor autonomie, rechtvaardigheid, weldoen en niet-schaden.
Moreel beraad: Het moreel beraad wordt als instrument gepresenteerd om ethische dilemma's te bespreken, verschillende perspectieven te verkennen en te komen tot een gezamenlijke besluitvorming.
Belang van multidisciplinaire samenwerking: De spreker benadrukt het belang van samenwerking tussen verschillende professionals, zoals chirurgen, nefrologen, verpleegkundigen, en maatschappelijk werkers, bij het bespreken en oplossen van ethische dilemma's.
Conclusie:
De spreker pleit voor een open en transparante benadering van ethische dilemma's in de gezondheidszorg. Door reflectie op onze eigen etos, kennis van ethische theorieën, en open communicatie in multidisciplinaire teams kunnen we ethische dilemma's bespreken, gezamenlijk verantwoorde keuzes maken en de kwaliteit van de zorg verbeteren.
Academische aspecten:
Duidelijke structuur: De tekst heeft een heldere structuur met een inleiding, kernpunten, conclusie en een reflectie op de academische waarde van de discussie.
Theorie en praktijk: Er wordt een link gelegd tussen ethische theorieën en de concrete praktijkervaringen in de gezondheidszorg.
Interdisciplinaire aanpak: De discussie benadrukt het belang van samenwerking tussen verschillende disciplines in de gezondheidszorg.
Kritisch reflectie: De spreker stimuleert kritisch denken en reflectie op de eigen ethische standpunten en op die van anderen.
Potentiële vervolgonderzoek:
Meer onderzoek naar de effectiviteit van morele beraad in de praktijk.
Onderzoek naar de invloed van verschillende ethische theorieën op besluitvorming in de gezondheidszorg.
Ontwikkeling van trainingen en educatieprogramma's voor professionals in de gezondheidszorg om hun ethische competenties te versterken.
14.05 - 14.25 u: Management van fractuurrisico na niertransplantatie: breek het nihilisme! – prof.dr. Marc Vervloet
14.30 - 14.50 u: Antistolling bij nierfalen en dialyse: alle patiënten met atriumfibrilleren aan de DOAC? – dr. Andrea Kramer
14.55 - 15.15 u: Toepassing van nieuwe dure geneesmiddelen zoals difelikefalin binnen de nefrologie – dr. Henk van Hamersvelt
prof.dr. Marc Vervloet
Deze tekst presenteert een academische samenvatting van een presentatie over botbreukrisico bij nierfalen en niertransplantatie. De presentatie belicht de volgende belangrijke punten:
1. Introductie:
Er is een hoge incidentie van heupfracturen bij dialysepatiënten, met een risico van 23 per 1000 persoonjaren.
Dit betekent dat 11 van de 50 mensen op een dialyse-afdeling binnen 5 jaar een heupfractuur zullen krijgen.
Na niertransplantatie is er een aanzienlijk verhoogd risico op een heupfractuur, met een piek in het risico kort na de transplantatie.
De presentatie beoogt inzicht te geven in de risicofactoren en interventies om botbreukrisico na niertransplantatie te verminderen.
2. Risicofactoren:
Dialyse: Langere dialyseduur, ernstigere nierdystrofie en vitamine D-tekort verhogen het risico op botbreuken.
Niertransplantatie: Steroïdgebruik, verminderde mobiliteit na de transplantatie en persistente hyperparathyreoïdie (PTA) zijn belangrijke risicofactoren.
Osteoporose: Na transplantatie is de kans op botbreuken aanzienlijk hoger bij mensen met osteoporose, die het risico hebben op het ontwikkelen van een fractuur binnen 12 jaar na transplantatie.
3. Interventies:
PTA-management: Hoewel PTA vaak verhoogd is na transplantatie, is behandeling alleen aangewezen als er sprake is van hypocalciëmie of hypofosfatemie. Chirurgie kan overwogen worden na een jaar als PTA niet spontaan daalt.
Steroïden: Hoewel steroïden essentieel zijn voor transplantatie-succes, kunnen ze botdichtheid beïnvloeden. Een snelle steroïdreductie of steroïdvrije transplantatie kan het risico op botbreuken verminderen.
Vitamine D: Een minimale dosis van 1600 eenheden vitamine D per dag is aangewezen om botdichtheid te bevorderen.
Calcium: Aanvullend calcium wordt aanbevolen, waarbij rekening wordt gehouden met de verminderde biologische beschikbaarheid van calcium bij prednisongebruik.
Bisfosfonaten: Bisfosfonaten kunnen botdichtheid verhogen, maar de klinische relevantie voor fractuurpreventie is onzeker.
Denosumab: Denosumab heeft een positief effect op botdichtheid, maar de rol in fractuurpreventie is nog niet definitief bewezen.
4. Conclusie:
Fractuurrisico na niertransplantatie is aanzienlijk en vereist actief management.
De identificatie van high-risk patiënten is essentieel voor het optimaliseren van preventieve maatregelen.
Een multidisciplinaire aanpak is cruciaal om optimale botgezondheid en fractuurpreventie te bewerkstelligen.
Opmerkingen:
De tekst is gebaseerd op de presentatie, maar bevat geen citaten of verwijzingen naar specifieke studies.
De presentatie bevat mogelijk meer details en nuances die in deze samenvatting niet worden meegenomen.
De samenvatting is bedoeld om een academisch beeld te geven van de belangrijkste aspecten van de presentatie en is niet bedoeld als vervanging van professionele medische adviezen.
dr. Andrea Kramer
Dit document behandelt de complexiteit van de behandeling van boezemfibrilleren (AF) bij dialysepatiënten. De focus ligt op de keuze tussen directe orale anticoagulantia (DOACs) zoals apixaban en rivaroxaban versus vitamine K-antagonisten (VKAs) zoals fenprocoumon.
Problematiek:
Hoge risico op ischemisch CVA en myocardinfarct: AF bij dialysepatiënten verhoogt de kans op een beroerte en hartinfarct.
Verhoogd risico op bloedingen: Antistolling is noodzakelijk om deze risico's te verminderen, maar brengt zelf ook een verhoogd risico op bloedingen met zich mee.
Nierfalen en DOACs: DOACs worden voornamelijk via de nieren uitgescheiden. Bij dialysepatiënten is de nierfunctie ernstig beperkt, wat tot accumulatie en verhoogde blootstelling aan de DOACs kan leiden.
Nadelen van VKAs: VKAs hebben een smalle therapeutische index, vereisen frequente controle van de INR, en kunnen leiden tot botverlies en verhoogde calcificaties.
Onderzoek naar alternatieven:
DOACs versus VKAs: Er zijn verschillende studies uitgevoerd om de effectiviteit en veiligheid van DOACs te vergelijken met VKAs bij dialysepatiënten.
De Valkenier studie: Deze studie toonde aan dat rivaroxaban en vitamine K2 effectief zijn in het verminderen van calcificaties, maar had geen duidelijk effect op de uitkomst van ischemische CVA.
Prospectieve trials: Er zijn ook prospectieve trials uitgevoerd, zoals de studie van Rheineck en Popcorn, die apixaban versus VKAs vergeleken. De resultaten waren veelbelovend, maar de studies waren beperkt in omvang en power.
Systematische reviews en meta-analyses: Diverse systematische reviews en meta-analyses hebben de beschikbare data samengevat. De conclusie is dat DOACs mogelijk een beter veiligheidsprofiel hebben dan VKAs, maar er is geen duidelijke superioriteit aangetoond voor een van beide.
Toekomstige perspectieven:
Save The Pilot Trial: Deze trial onderzoekt de haalbaarheid van een studie die apixaban versus VKAs versus geen antistolling vergelijkt. De resultaten kunnen waardevolle inzichten opleveren in de optimale antistollingsstrategie voor dialysepatiënten met AF.
Conclusies:
DOACs zoals apixaban en rivaroxaban lijken een potentieel alternatief voor VKAs bij dialysepatiënten met AF.
Er is meer onderzoek nodig om de effectiviteit en veiligheid van DOACs in deze patiëntenpopulatie te bevestigen.
De keuze tussen DOACs en VKAs blijft complex en vereist een nauwkeurige afweging van de individuele risico's en voordelen van de patiënt.
Aanbevelingen:
Nauwkeurige monitoring van de DOAC-spiegels bij dialysepatiënten is essentieel.
Toekomstige studies moeten zich richten op het vinden van een veilige en effectieve antistollingsstrategie voor dialysepatiënten met AF.
Meer onderzoek naar de rol van vitamine K2 bij het voorkomen van calcificaties is noodzakelijk.
Opmerkingen:
De samenvatting bevat termen die specifiek zijn voor de medische context.
De tekst is gebaseerd op de beschikbare informatie en dient niet als medisch advies te worden beschouwd.
Het is belangrijk om een gespecialiseerde arts te raadplegen voor individuele medische vragen.
dr. Henk van Hamersvelt
Helaas technisch niet gelukt.
15.55 - 16.15 u: De meerwaarde van het psychosociaal screenen voor transplantatie – dhr. Gerben van den Bosch
16.20 - 16.40 u: Tot nier en niet verder – mevr. Jacintha van der Laan & mevr. Astrid de Boer
16.45 - 17.05 u: Kunnen wij de keuze voor nierfunctievervanging met uitkomstdata ondersteunen? – prof. dr. Stefan Berger
dhr. Gerben van den Bosch
Deze tekst beschrijft de implementatie en het belang van psychosociale screening voor niertransplantatiepatiënten in Nederland. De auteur, een maatschappelijk werker in het Radboudumc, presenteert de ontwikkeling en toepassing van een screeningsformulier, gebaseerd op een Amerikaans model, dat aangepast is aan de Nederlandse context.
Kernpunten:
Motivatie: De auteur benadrukt dat psychosociale factoren een aanzienlijke invloed hebben op het succes van een transplantatie. Behalve de medische aspecten, zijn emotionele, sociale en maatschappelijke factoren cruciaal voor een positieve transplantatie-ervaring.
Screeningsproces: Het screeningsformulier, "PSV-formulier", is ontwikkeld om een inventarisatie te maken van relevante psychosociale aandachtspunten, zoals relationele problematiek, stressverwerking, financiële situaties en vervoer. Het formulier wordt idealiter multidisciplinair ingevuld, waarbij de expertise van zowel maatschappelijk werk als verpleging wordt gecombineerd.
Meerwaarde: De auteur benadrukt de meerwaarde van psychosociale screening. Het formulier faciliteert een vroegtijdige identificatie van potentiële problemen, die kunnen leiden tot gerichte ondersteuning en een verbeterde kans op transplantatie-succes.
Klinische context: Het PSV-formulier wordt gebruikt in de pre-transplantatiefase, tijdens de opname en tijdens de follow-up in het jaar na de transplantatie. Het formulier is geïntegreerd in de standaardzorgprocedures in het Radboudumc en wordt ook gedeeld met regionale ziekenhuizen.
Toekomstperspectief: De auteur erkent de noodzaak van verdere ontwikkeling en implementatie van psychosociale screening in de Nederlandse transplantatiezorg. Vooral in de post-transplantatiefase is er een gebrek aan continue psychosociale ondersteuning in de regio.
Belangrijke aandachtspunten:
De auteur benadrukt de complexiteit van psychosociale aspecten in de transplantatiezorg, vooral in de context van een toenemend aantal complexe patiënten.
De tekst reflecteert de praktische uitdagingen bij de implementatie van het PSV-formulier in verschillende regionale ziekenhuizen.
De tekst benoemt de belangrijke rol van interprofessionele samenwerking tussen maatschappelijk werk, verpleging en artsen in het optimaliseren van de psychosociale screening en ondersteuning.
Conclusies:
Deze tekst demonstreert het belang van psychosociale screening voor niertransplantatiepatiënten. Door het toepassen van een screeningsformulier, zoals het PSV-formulier, kunnen zorgverleners vroegtijdig potentiële problemen identificeren en patiënten effectiever begeleiden. De tekst suggereert dat psychosociale screening een essentieel onderdeel is van de integrale transplantatiezorg, met als doel het verbeteren van de kans op succes en de kwaliteit van leven van patiënten.
mevr. Jacintha van der Laan & mevr. Astrid de Boer
Inleiding:
Dit verslag beschrijft de ervaringen van twee consulenten nierdonatie bij leven binnen het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). De consulenten, [naam] en Jacinta van der Laan, deelden hun expertise tijdens een symposium, waarbij ze de complexiteit van de besluitvorming rondom nierdonatie bij leven belichtten.
Functie van de consulenten:
De consulenten spelen een centrale rol in het traject van levende nierdonoren. Hun verantwoordelijkheid ligt bij het begeleiden van de donor in elke fase van het traject, van voorlichting tot evaluatie en nazorg. De consulenten fungeren als vast aanspreekpunt voor de donor, verstrekken uitgebreide informatie en ondersteunen hen bij het maken van weloverwogen keuzes.
Medische criteria en ethische dilemma's:
Naast de wettelijke voorwaarden (meerderjarigheid, wilsbekwaamheid, vrije toestemming, geen financiële compensatie) zijn er medische criteria die een donor moet voldoen. Een BMI van 30 of hoger is een absolute contra-indicatie. Andere medische condities, zoals hoge bloeddruk, diabetes, nierproblemen, hart- en vaatproblemen, alcohol- of drugsgebruik, worden met zorg geëvalueerd.
De consulenten bespraken de evolutie van nierdonatie, waarbij de focus verschuift van familieleden naar niet-verwante donoren en altruïstische donoren. Deze verschuiving brengt nieuwe uitdagingen met zich mee, zoals de toename van complexe medische voorgeschiedenis, overgewicht en de rol van sociale media.
Casusbeschrijving:
Om de ethische dilemma's te illustreren, presenteerden de consulenten een casus. Een 69-jarige ontvanger met hypertensie, antistoffen en een eGFR van 20, had drie potentiële donoren: zijn echtgenote, zijn dochter (39 jaar) en zijn andere dochter (43 jaar).
Medisch gezien was de jongste dochter de meest geschikte donor vanwege haar bloedgroepcompatibiliteit en haar eGFR. Echter, de familie had verschillende voorkeuren:
De oudste dochter stond niet open voor een crossover-traject.
De jongste dochter was bereid om te doneren, maar haar ouders wilden haar niet belasten.
De echtgenote was gemotiveerd om af te vallen om haar BMI te verlagen en hoopte op een tweede evaluatie.
Conclusie:
De consulenten benadrukten dat elke nierdonatie-aanmelding maatwerk vereist. De medische criteria, de ethische overwegingen van de familie en de eigen voorkeuren van de potentiële donoren moeten zorgvuldig afgewogen worden. Het is een complex proces waarbij de consulenten een cruciale rol spelen in het begeleiden van alle betrokkenen en het zoeken naar een oplossing die zo goed mogelijk aansluit bij de individuele behoeften.
prof. dr. Stefan Berger
Inleiding:
De keuze tussen dialyse en niertransplantatie voor patiënten met nierfalen is complex. Bestaande keuzehulpen focussen vooral op medische aspecten en geven onvoldoende inzicht in de lange termijn gevolgen en kwalitatieve aspecten. Dit onderzoek presenteert een nieuw model dat deze lacunes wil dichten en patiënten met een gepersonaliseerde en data-gestuurde keuzehulp voorziet.
Probleemstelling:
Bestaande keuzehulpen voor nierfunctievervanging bieden een beperkt beeld van de lange termijn overleving, kwaliteit van leven en impact van factoren als leeftijd en bloedgroep. Dit leidt tot een gebrek aan transparantie en moeilijkheden bij het maken van een weloverwogen keuze voor de patiënt.
Doel:
Het ontwikkelen van een data-gedreven keuzehulpmodel dat patiënten met nierfalen een gepersonaliseerde vergelijking van dialyse en transplantatie biedt, rekening houdend met factoren als levensverwachting, kwaliteit van leven en individuele kenmerken.
Methode:
Het model is gebaseerd op realistische data van Nederlandse patiënten met nierfalen, waaronder wachttijden voor transplantatie, sterftecijfers en kwaliteit van leven-gegevens. Het model simuleert de levensloop van een patiënt na transplantatie en dialyse, inclusief factoren als leeftijd, bloedgroep en onderliggende ziektes.
Resultaten:
Het model toont aan dat de overleving na transplantatie aanzienlijk beter is dan die na dialyse, vooral voor jongere patiënten met een gunstige bloedgroep. De kwaliteit van leven is ook significant hoger na transplantatie, ondanks een initiële wachttijd. Het model geeft gedetailleerde informatie over de verwachte wachttijden, de kans op terugkeer naar dialyse en de impact van diverse factoren op de keuze.
Discussie:
Het model heeft een groot potentieel om patiënten te empoweren met de nodige informatie voor een weloverwogen keuze. De complexiteit van het model en de noodzaak van certificering door de EU zijn echter uitdagingen.
Conclusie:
Dit model is een stap voorwaarts in het bieden van een data-gestuurde en gepersonaliseerde keuzehulp voor patiënten met nierfalen. Het vergroot de transparantie en stelt patiënten in staat om de verschillende opties met hun individuele behoeften en voorkeuren te wegen. De verdere ontwikkeling en beschikbaarheid van het model zijn cruciaal voor een betere informed consent en optimale besluitvorming.
Accreditatie wordt aangevraagd voor internisten, verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, diëtisten en medisch maatschappelijk werk.
Wil je met ons mailen? Dan kan je een mail sturen naar: dialysesymposium2024@gmail.com